CV

  • Geboren te Voorburg in 1967
  • Studie rechten aan Universiteiten Utrecht, Maastricht en Nancy (Frankrijk) 
  • Studie Cultuur- en Wetenschapsstudies te Maastricht (onvoltooid)
  • Oprichting bestuursrechtpraktijk Wösten juridisch advies in 1999

Lidmaatschappen: Vereniging voor Adminstratief Recht, Vereniging voor Bouwrecht, Vereniging voor Milieurecht, Vereniging voor Agrarisch Recht

Maatschappelijk-politieke oriëntatie

– Burgers en overheid

Als kiezen voor een kleine overheid met een duidelijke scheiding van het publieke en het private domein een rechts standpunt is, dan kunt u mij rechts noemen. Liever een overheid met duidelijke en eenvoudige regels, die ook serieus worden toegepast. Liever eenvoud en duidelijkheid dan een openbaar bestuur die verantwoordelijk wordt gemaakt voor alles wat mis gaat en verdwaald raakt in eindeloze uitzonderingen op regels, die slecht worden toegepast.

Een overheid is altijd ook een potentieel gevaarlijke instantie omdat mensen met absolute ideëen aan de macht kunnen komen. Onder meer een duidelijke grens tussen het publieke en private domein – de grens waar een openbaar bestuur zich wel en niet mee dient te bemoeien – kan een drempel zijn tegen een alles bepalend openbaar bestuur. Een voortdurende discussie over de verantwoordelijkheden van het openbaar bestuur, en daarmee over de grens tussen privé en publiek, is noodzakelijk.

– Eenvoud versus ingewikkeld

Eenvoudige regelgeving is lastig te combineren met een ingewikkelde samenleving. Naarmate technische ontwikkelingen de samenleving ingewikkelder maken raakt eenvoudige regelgeving meer uit beeld. Publiek debat over en reflectie op technische ontwikkelingen is vaak zeldzaam en oppervlakkig. Kritische stemmen over technische ontwikkelingen worden dan gemakzuchtig weg gezet als tegenstanders van de vooruitgang. Daarmee worden noodzakelijke gesprekken uit de weg gegaan.

Feit is dat economische competitie sterk wordt bepaald door technische ontwikkelingen. Een simpel voorbeeld: de logistieke centra die in de afgelopen 20 jaar in het landschap zijn opgedoken zijn het directe gevolg van computertechniek. De schaalvergroting in de logistiek tart inmiddels elke verbeelding: serviceloze gigadozenschuivers dreigen de middenstand weg te vagen. Ingewikkelder voorbeeld: het uitbannen van fossiele brandstoffen en de wens die volledig te vervangen door alternatieven. De sociale kant van deze ontwikkeling wordt schandelijk verwaarloosd.

Technische ontwikkelingen worden door bedrijven en openbaar bestuur actief aangejaagd uit angst de boot (welke boot, waar naar toe?) te missen. Over de maatschappelijke gevolgen van technische ontwikkelingen wordt in het politiek-maatschappelijke debat bizar weinig debat gevoerd. In het beste geval ontstaat discussie eerst nadat een techniek grootschalig is toegepast en ernstige problemen veroorzaakt. Dikwijls wordt die discussie vervolgens gesmoord door partijen die (commercieel) belang hebben bij instandhouden van de probleemtechniek. Debat komt volgens mij enkel van de grond als voldoende burgers in beweging komen. Van overheid en bedrijfsleven kunnen op dit punt geen hoge verwachtingen bestaan, terwijl die wel miljarden investeren in technische ontwikkeling. Een overheid is in wezen weinig meer dan een administratie. Het bedrijfsleven is hoofdzakelijk organisatie met een specifieke bedrijfsbelangen. Debat en ideëen zullen van burgers moeten komen. Zijn er nog burgers in Nederland?

Klimaatbeleid hoofdzakelijk gebaseerd op vertrouwen in toekomstige technische innovaties is volgens mij een levensgevaarlijk traject. Op dit moment is de meest dringende opdracht de oorzaak te vinden waarom zo zwak wordt opgetreden tegen broeikasgassen. Hoe hebben we in de waanzinning situatie terecht kunnen komen dat we zelfs het klimaat verstoren? Dit is vooral een sociaal vraagstuk. En het antwoord een begin van de oplossing.

– Bodem, water, lucht en natuur

Onderdeel van het publieke domein is de zorg voor de openbare ruimte. Daaronder valt in de eerste plaats de zorg voor bodem, water, lucht en natuur. Het natuur- en milieubelang komt van verschrikkelijk ver. Nog steeds handelen velen alsof natuur onuitputtelijk is, en/of een luxe voor de vrije tijd. In plaats van natuur en milieu te erkennen als een harde levensvoorwaarde. Het feit dat Nederlandse rechtse partijen zich nauwelijks inzetten voor natuur en milieu maakt mij politiek dakloos. In geen enkel ander west-Europees land zijn zoveel rechtse partijen te vinden met rabiate antinatuur retoriek, het natuurbelang banaliseren door te spreken over ‘plantjes redden’. Als natuur niet serieus wordt genomen dan wordt het leven niet serieus genomen. Opnieuw geldt volgens mij dat natuurschade in wezen een sociaal probleem is.

– Sociaal

Burgers dienen zo veel mogelijk hun eigen (familie- en huishoud)zaken te regelen. Het openbaar bestuur kan onmogelijk de vele (privé)problemen van de mensen oplossen. Als de overheid te ver doorschiet met zich verantwoordelijk maken voor (privé)problemen dan verkruimelt het onderscheid tussen het publieke en privédomein. Oorzaak van het ernstig falen van het Nederlandse openbaar bestuur volgt volgens mij uit het ontbreken van duidelijke ideëen binnen het openbaar bestuur over het onderscheid tussen het publieke en privédomein.

Hieruit volgt niet dat iedereen altijd zijn eigen problemen moet oplossen. Burgers horen medeburgers te helpen. Dit gebeurt ook nu, zelfs op grote schaal. Het openbaar bestuur zou hiervoor meer gunstige voorwaarden dienen te creëren.

Samenvattend zijn er drie vragen te beantwoorden. 1. Welk openbaar bestuur willen we? 2. Welke afspraken maken we over onze omgeving? 3. Welke techniek is in het belang van mens en natuur?

En, waarom worden politici in afgenomen interviews nog zelden flink doorgezaagd over (nooit) gelezen boeken en hun constructieve bijdrage aan het publieke belang? Boze clowns dienen op te hoepelen naar het circus of theater. Eén voordeel: clowns zijn makkelijk herkenbaar, ze zetten altijd alles op hun kop.

Enkele boektitels

Hannah Fenitchel Pitkin, The Concept of Representation (University of California, 1967)

Een waardevol boek voor iedereen die namens anderen denkt te kunnen spreken. In deze politiek-filosofische studie wordt een bijzondere poging gedaan om in kaart te brengen wat het betekent om anderen te vertegenwoordigen. Is het mogelijk om namens anderen te spreken en te handelen, en zo ja: welke voorwaarden zijn daar dan aan te binden? Belangrijke denkers zijn Thomas Hobbes, Edmund Burke en Jean Jaques Rousseau, die zeer verschillende en ook tegengestelde invullingen geven aan het begrip ‘politieke vertegenwoordiging’. Dit komt mooi tot uitdrukking in de mogelijk verschillende betekenissen van het – complexe, en wellicht zelfs gevaarlijke – begrip ‘volksvertegenwoordiging’. Wordt de klemtoon op ‘volk’ gelegd of juist op ‘vertegenwoordiging’? In het eerste geval ligt de nadruk vooral op uitspreken wat je kiezers of achterban je zeggen. Je vertegenwoordigt mensen, en bent in de eerste plaats een spreekbuis van je kiezers. De eigen opvatting dient te wijken voor de opvattingen van je kiezers. Met de klemtoon op vertegenwoordiging ligt de nadruk juist op zelfstandig en naar eigen inzicht handelen en beslissen, met de onderliggende gedachte dat het nauwelijks reëel is om de grote diversiteit aan opvattingen van vele (tien)duizenden kiezers werkelijk te kennen. De (politiek) vertegenwoordiger moet daarom een eigen vertaling maken van de belangen van zijn of haar kiezers, en zal daarin veel sterker naar eigen inzicht moeten handelen. Dze relatie is veel meer een vertrouwensrelatie tussen kiezer en gekozene. In deze studie worden ook waardevolle uitstapjes gemaakt. Bijvoorbeeld een toneelspeler kruipt ook in de rol van een ander persoon. Helpt die vergelijking wellicht om de betekenis van politieke vertegenwoordiging nader te duiden? Scherp inzicht in de verschillende betekenissen van politieke vertegenwoordiging zouden een voorwaarde moeten zijn voor iedereen die zich politiek verkiesbaar stelt. Ook voor een jurist is dit een bijzonder boek. Een jurist treedt altijd op namens een belang. Kan je je verplaatsen in het belang van iemand anders? En zo ja, wat is daar dan voor nodig?

Francois Mauriac, Le Noeud de Vipères, 1932 (Ned. vertaling: Adderkluwen)

Mensen kunnen elkaar sociaal geweldig klem zetten, met name in familieverband. Een klassiek thema in de litaratuur. Mauriac noem ik bijzonder omdat hij de klemmende familieverbanden scherp en zakelijk weet te beschrijven, terwijl het gelijktijdig ook heel persoonlijk blijft. In deze roman komt een oude en rijke man aan het woord die terugblikt op zijn verstoorde familieleven, een analyse geeft van de oorzaken daarvan met als inzet een besluit te nemen over zijn testament.

Marguerite Yourcenar, L’Oeuvre au Noir, 1968 (Ned. vertaling: Hermetisch Zwart)

Historische roman, gesitueerd in Vlaanderen in de overgang van middeleeuwen naar renaissance. Tegen de achtergrond van opkomende religieuze oorlogen en het begin van 80-jarige oorlog reist filosoof en arts Zeno, buitenechtelijke zoon van een Italiaans edelman en een Vlaamse rijke kooopmansdochter, door het 16e eeuwse Europa, Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het merendeel van het verhaal speelt zich af in Vlaanderen. Zeno zoekt vrijheid van denken en humanisme in een gevaarlijk gepolariseerde samenleving. Reformatie, contrareformatie, godsdienst- en burgeroorlog. Hij weet zich als rondreizende arts lang te redden, maar komt uiteindelijk toch gevaarlijk klem te zitten. Het verhaal eindigt met een gesprek tussen hem en zijn oude leermeester, die hem tracht te redden uit de klauwen van de inquisitie door hem te laten buigen voor achterhaalde conventies.

Johan Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen, 1919

Is het mogelijk om over het artistieke en geestelijke leven van de 14e en 15e eeuwse Nederlanden en Frankrijk te schrijven zonder uit de bocht te vliegen? Huizinga doet een imposante poging. Dat deed hij in 1919, op een toen ongebruikelijke manier. Historisch onderzoek bestond nog hoofdzakelijk uit tijdlijnen trekken om het heden vanuit het verleden te verklaren. Daarvoor werden hoofdzakelijk politieke, kerkelijke en juridische bronnen gebruikt om de politieke ontwikkeling van instituties zoals kerk en staat te verklaren. Vaak droog-zakelijke en feitelijke beschrijvingen met beperkte aandacht voor het sociale en artistieke leven. Huizinga doet het anders. Hij schetst het leven op basis van de overgeleverde kunstwerken en literatuur (beelden, taalgebruik, wijze van uitdrukken enz.). Hoe werd over leven, liefde, strijd, geloof en de dood geredeneerd, geschreven en getekend?

In zijn studie is de Vlaamse schilder-kunstenaar Jan van Eyck (1390-1441) het vertrekpunt, vooral bekend van zijn Lam Gods. En noemt het te eenvoudig om in Jan van Eijck enkel de aankondiging van de Vlaamse Renaissance te zien.

Madonna met de kanselier Rolin

In de 14e en 15e eeuw tekenen zich de eerste vormen af van de latere aristocratie: adelijke families die om de poitieke macht strijden. Huizinga brengt het werk van Jan van Eijck en andere kunstenaars samen met het hofleven van de Bourgondische hertogen Jan zonder Vrees (1371-1419, vermoord op een brug in Parijs), Philips de Goede (1396-1467) en Karel de Stoute (1433-1477, gesneuveld bij de strijd om Nancy). Deze laatste twee hertogen zijn verwikkeld in een door bloedwraak over de moord op Jan zonder Vrees gedreven burgeroorlog met de Franse koningen Charles VI (de Waanzinnige, 1368-1422), Charles VII (Le Victorieux, 1403-1461) en Louis XI (1423-1483). Grote delen van Frankrijk, waaronder ook Parijs, zijn tientallen jaren in handen van de Engelse koning die het recht op de Franse troon claimt (Armagnacs versus Bourguignons, Honderdjarige Oorlog). Onder deze hertogen van Bourgondië kregen de Nederlanden voor het eerst een centraal politiek gezag. Een tijd die beheerst wordt door legendevorming (o.a. de mysterieuze Jeanne d’Arc, 1412-1431, een jonge vrouw als legerkapitein en door de Engelsen in Rouen veroordeeld tot de brandstapel), geloof in de duivel en hekserij. Drie Pausen die elkaar de Pauselijke soutane betwisten. En dan ook nog de ravage van pestepidemieën en de opkomst van buskruit, die de oorlogsvoering ingrijpend zal wijzigen: geleidelijk komt een einde aan de strijd van man tegen man. Een chaotische tijd, sterk beheerst door fragmentatie en partijvorming. En volgens Huizinga daardoor ook een groeiende behoefte aan schoonheid, droombeelden en idealiseren van de werkelijkheid. Dat komt ons bekend voor. En die aristocraten (in de hedendaagse betekenis: mensen die zich ver boven anderen verheven voelen) zien we ook vandaag nog steeds rondlopen, ondanks dat fraaie idee van de rechtsstaat die stelt dat iedereen voor de wet gelijk is.

Een boek rijk aan mooie observaties, prachtige zinnen en met alle ruimte om daarbij eigen gedachten te ontwikkelen. Huizinga beschrijft niet hoe het is geweest, maar oppert voorzichtig hoe het kan zijn geweest. Suggestie: lees het boek in de oorspronkelijk geschreven spelling. De vooroologse drukken zijn nog goed te vinden.

John Gray, The Soul of the Marionette, 2015

Een uitdagend pamflet over de illusies rond vrijheid.

Bruno Latour, Où Atterir? / Waar kunnen we landen? (2020), Wij zijn nooit modern geweest / Nous n’avons jamais été modernes (1991)

Over het onvermogen van mensen om zichzelf te zien als onderdeel van hun omgeving, en hoe de Europese wetenschap de omgeving geleidelijk is gaan reduceren tot feiten en objecten. ‘Waar kunnen we landen?’ is geschreven als een pamflet, prima leesbaar.