Op dit moment hebben gelijktijdig drie bewegingen plaats in de stikstofpolitiek.Ten eerste: Johan Remkes voert op verzoek van het Kabinet Rutte IV gesprekken met de belangrijkste stikstofpartijen in reactie op de boeren-oproer. Ten tweede: lopende de Remkes-gesprekken morrelt de CDA-partijleider, tevens minister in het Kabinet Rutte IV, aan het kabinetsbeleid door zowel het eerder afgesproken doel – 50% reductie in 2030 – alsook het ecologisch fundament daarvoor – de KD-waarden -, ter discussie te stellen. De derde beweging is die van een groep van enkele tientallen hoogleraren die een open brief aan het kabinet schrijven met de boodschap dat niet langer getreuzeld maar doorgepakt moet worden. Hoe deze bewegingen te duiden?
Ze roepen twee vragen op. Staat de boerenoproer in een redelijk verband tot het ingezette stikstofbeleid? Maar de belangrijkste vraag: is het CDA anti-wetenschappelijk geworden? Een antwoord op de tweede vraag is misschien wel ook een antwoord op de eerste vraag. Daarom begin ik met de tweede vraag.
De vraag of het CDA een anti-wetenschappelijke partij is geworden ligt serieus op tafel. De CDA-leider, tevens minister in het kabinet (het kabinet spreekt altijd met één mond) stelt niet alleen de doelstelling van de stikstofreductie in 2030 ter discussie stelt, maar zelfs ook het fundament daarvoor, de KD-waarde. Dat is heel stoer. Hoe zit dat?
De KD-waarde staat voor kritische depositiewaarde. De KD-waarde zegt bij welke stikstofconcentratie herstel en behoud van het betrokken natuurtype in gevaar wordt gebracht door te hoge stikstofconcentraties. Vergelijkbaar met grenswaarden voor giftige stoffen of gevaarlijke straling. Bij een te hoge dosis van stoffen ontstaat het risico dat planten of dieren (maar ook mensen) ziek worden. Daarom zijn voor veel stoffen risicowaarden bepaald. De KD-waarden variëren van ca. 400 mol per hectare per jaar tot ca. 2.200 mol per hactare per jaar. Die variatie is eenvoudig verklaarbaar: natuurtype verschillen in stikstofgevoeligheid, onder andere sterk afhankelijk van de bodemsoort waarop dat natuurtype gedijt. Met name natuur op arme zandgronden is vaak zeer stikstofgevoelig. En belangrijk gegeven hierbij: in principe zijn de zeer stikstofgevoelige natuurtypen bepalend voor het beleidsdoel omdat stikstofemissies een enorm groot verspreidingbereik heeft. Op 100 kilometer van de bron is pas 65% van de ammoniakemissie (NH3) neergeslagen. En, NOx verspreid zich zelfs nog verder van de bron dan NH3. Conclusie: er ligt altijd wel zeer stikstofgevoelige natuur (KD-waarde tussen de 400 en 700 mol) binnen een straal van 100 kilometer. Daarmee zijn de meest stikstofgevoelige natuurtypen leidend in het te voeren reductiebeleid.
Deze KD-waarden zijn het resultaat van decennialang internationaal wetenschappelijk ecologisch onderzoek van een grote groep wetenschappers. De KD-waarden zijn terug te vinden in bijlage 1 van het rapport H.F. van Dobben et al. (2012). Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2397 2397. De werkmethode is bovendien beoordeeld door een internationale peer-review commissie, zie bijlage 4 in link WUR-rapport. Deze KD-waarden vormen inmiddels meer dan 15 jaar de basis van het Nederlandse stikstofbeleid. Ze lagen zelfs ook aan het in 2019 gesneuvelde PAS ten grondslag. Let wel: stikstof is en blijft in de eerste plaats een ecologisch probleem. Dit probleem kan enkel worden opgelost met ingrijpende stikstofreductie. De KD-waarden zijn het wetenschappelijke fundament van het stikstofbeleid. Als voorbeeld uit die lijst de KD-waarden van onze Hollandse duinen, zie link.
Als een politicus de KD-waarden ter discussie wil stellen dan begeeft die zich op wetenschappelijk terrein. Dat mag, maar dan moet ie wel wat zinnigs te melden hebben. Een bestuurder kan niet ongefundeerd stemmen van de straat echoën die roepen om wetenschappelijke onderzoek in de vuilnisbak te gooien. En al helemaal niet indien de echte stikstofminister de KD-waarden juist stevig ten grondslag heeft gelegd aan het stikstofbeleid en dat beleid ook tot kabinetsbeleid is verklaard. Het vermoeden van anti-wetenschappelijk gedrag dringt zich op. Naast het sterke vermoeden – of: constatering? – van anti-collegiaal gedrag.
En hoe zit het nu met die reductiedoelstelling van 50% in 2030? Wel nu, op het ecologische stikstofverhaal zit een tijdklem. De vergelijking met een zieke patiënt gaat goed op. Je moet tijdig ingrijpen bij ziekte want anders is de patiënt overleden. De inmiddels decennia aanhoudende stikstofdeposities hebben zich sterk opgehoopt in de bodem. Op enig moment is het teveel, en wordt de stikstofschade onomkeerbaar. Dit geldt voor veel natuurtypen, met name die op droge zandgronden. De Hollandse duinen, heide, bossen op zandgrond, enzovoort. Ecologische wetenschappers hebben daarom ook de vraag beantwoord hoeveel tijd ons rest om onomkeerbaar grootschalige schade te voorkomen. Daarop is onder meer het rapport ’Stikstof en Natuurherstel’ gepubliceerd. Zie link.
Het antwoord van de wetenschap is helder. Indien later dan 2030 de reductie van 50% zal worden gerealiseerd dan worden onverantwoord grote risico’s genomen. Onomkeerbare ecologische processen als gevolg van te hoge stikstofconcentraties zijn nu al gaande. Daarom geldt: Reductie, hoe sneller hoe liever. Maar 50% reductie in 2030 is de absolute ondergrens en bovendien al een uiterste compromis. En, na publicatie van het rapport ‘Stikstof en Natuurherstel’ is de tijdklem nog scherper in beeld gebracht met het B-ware rapport ‘Effecten van stikstofdepositie nu en in 2030: een analyse’. Zie link.
En om dit verhaal af te maken: met de recente oproep van ca. 40 wetenschappers op initiatief van Han Olff, hoogleraar ecologie aan de Universiteit van Groningen, wordt de noodzaak van doorpakken nog eens extra onderstreept. Zie oa. NOS-publicatie.
Waarop baseert de CDA-leider, tevens minister in het huidige kabinet, zijn stelling dat ook later dan 2030 de 50% reductiedoelstelling kan worden gerealiseerd? Het antwoord moet zijn: op stemmen van de straat. Zoals er ook straatstemmen klonken die twijfelden aan het bestaan van een coronavirus. Althans, de CDA-leider heeft nog geen enkele zinnige referentie weten te geven voor zijn uitspraken. De CDA-leider praat na wat op straat en boerenerven gezegd wordt maar haaks staat op de wetenschappelijke kennis. Nu bovendien zijn collega-minister al een standpunt heeft ingenomen lijkt geen andere conclusie mogelijk dat het CDA een anti-wetenschappelijke koers is gaan varen.
Tot slot nog kort iets over de boerenoproer, en of die oproer nog serieus iets met het stikstofbeleid heeft te maken. De Remkes-stikstofgesprekken moesten van de boerenorganisaties zonder taboes worden gevoerd. Prima, geen taboes. Dan moet ook het volgende worden gezegd.
Het is uiteraard goed om te luisteren naar boze mensen. Maar dan is wel de vraag te stellen of die boze mensen ook een serieus verhaal hebben. Als dat boze verhaal uit de lucht is gegrepen moet daar dan serieus rekening mee worden gehouden? En als die boze mensen vervolgens ook het openbare leven bedreigen, heb je dan niet een openbare orde-probleem die los is komen te staan van de oorspronkelijke kwestie?
Hooguit hebben boeren-ondernemers een serieus punt met hun wens om zicht te houden op een reëel bedrijfsperspectief. Maar dat is uiteraard een andere kwestie dan wat minimaal noodzakelijk is om onze natuur op orde te brengen. Ga geen flauwekul over ecologie zeggen als je daar geen verstand van hebt. En dat is precies wat nu gebeurt. Als een loonwerker flauwekul zegt: vooruit dan maar. Als die dat in de krant of op televisie mag herhalen dan wordt het al bedenkelijker. Als ook boerenbestuurders uit hun nek gaan kletsen dan hebben we een serieus probleem. Als dan ook nog een zittende minister met die flauwekul het afgesproken kabinetsbeleid gaat aanvallen dan is het hek van de dam, en wordt de CDA-leider zelf een openbare orde-probleem.
En, laten we wel wezen: boeren heten vrije ondernemers. Ze hebben vrije bedrijfskeuzes gemaakt in de afgelopen decennia. Het is geen verplichting om een bedrijf te ondernemen. Als nu blijkt dat de afgelopen 20 jaar door velen zwaar milieurisicovol is ondernomen dan moeten zij ook zelf de gevolgen van die risico’s dragen. Dat is de keerzijde van vrij ondernemerschap. Geen taboes, toch?