Omgevingsrecht

Het openbaar bestuur heeft niets minder dan een besluitmonopolie over de openbare ruimte. De openbare ruimte: dat gaat over omgeving waarin wij leven, maar ook de lucht die wij inademen, het water dat wij drinken en de bodem waarop wij leven.

En, wij delen die ruimte met planten en dieren. 
Zonder planten en dieren geen gezonde lucht, bodem en water.
Zorg voor planten en dieren staat gelijk aan zorg voor mensen. Het is zaak om die belangen zo goed mogelijk samen te laten gaan.
Het omgevingsrecht zou dit in goede banen horen te leiden. 

Hoe werkt het omgevingsrecht? En, slaagt het omgevingsrecht in haar opzet? Hieronder wordt een toelichting gegeven op de geschiedenis van de Wet natuurbescherming. Dat is slechts een van meerdere wetten en regelingen van het omgevingsrecht. Eerder, ca. 25 jaar geleden, waren Wet milieubeheer (milieuvergunningen) en de Wet op de Ruimtelijke Ordening (bestemmingplannen) de belangrijkste wetten.

Anno 2020 is het een rommeltje geworden, wat niet los gezien kan worden van de opheffing van het Ministerie van Milieu, na een serie dramatisch slechte milieuministers. Naast de Wet milieubeheer, die enkel nog fragmentarisch bestaat, geldt vandaag de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Daarnaast geldt nog het – ontoegankelijke – Activiteitenbesluit. En nadat de WABO in 2010 van kracht was geworden werd door de regering al weer de volgende wetsherziening afgekondigd: de Omgevingswet.

Volledige nieuwe wetgeving geeft altijd geweldig veel onzekerheid. Het duurt jaren voordat duidelijk wordt hoe de bestuursrechter de wetgeving zal interpreteren. Ondertussen zullen openbaar bestuur en vergunningaanvragers alle ruimte proberen te pakken die ze in de wet denken te kunnen lezen. Daarbij moet bedacht worden dat het openbaar bestuur doorgaans liever vergunningen verleend dan weigert. En misschien ook wel voorwaarden aan de vergunningen verbindt maar vervolgens abominabel toeziet op de naleving van die voorwaarden. Handhaving van milieuregels is niets minder dan een drama in Nederland. Kortom, het is met integrale herzieningen oppassen dat met nieuwe wetgeving de zaken slechter geregeld worden in plaats van beter.

We staan voor enorme uitdagingen. Energietransitie zet de samenleving zoals die in de afgelopen 50 jaar is opgebouwd compleet op zijn kop. Alle fossiele brandstoffen uit de samenleving werken is een actie zonder precedent. Gelijktijdig zal moeten worden omgegaan met de klimaatwijzigingen en stijgende waterspiegels.

Aan een wet moet een scherpe probleemanalyse ten grondslag liggen van de maatschappelijke belangen die om voorrang strijden, en hoe die belangen zich tot elkaar dienen te verhouden. Het bijzondere van milieu, natuur en ruimtelijke ordening is dat het in veel gevallen om de verhouding gaat tussen particuliere belangen van mensen en het algemene belang van een gezond milieu (inclusief natuur). Waarbij geldt dat planten en dieren geen stemrecht hebben, en dus mensen beslissen over waar planten en dieren genoegen mee moeten nemen. En diezelfde mensen ook beslissen welke lucht, bodem en water schoon genoeg zou zijn. Zijn mensen zo wijs?

Voor zover mij bekend ligt aan de ontwerp-Omgevingswet geen serieuze probleemanalyse ten grondslag. De regering komt weinig verder dan trots stellen dat veel wetten worden samengevoegd. Daarmee dreigt het vooral een wet van gisteren te worden in plaats van een wet voor morgen. Over de concept omgevingswet is (veel) meer te zeggen. Maar dat laat ik hier nu rusten. En beprk mij hierna tot de Wet natuurbescherming.

Iedereen die een beetje oplet en serieus is die weet: er hebben dramatische ontwikkelingen plaats in de natuur. De neergang van de biodiversiteit roept grote zorgen op. Deze ecologische crisis eisen scherpe keuzes. Hierna beperk ik mij tot de Nederlandse natuurwetgeving. Andere landen zijn voor natuurbeheer uiteraard ook geweldig belangrijk. Maar laat ons eerst maar eens in eigen land de zaken op orde krijgen. Onder andere als rivierdelta is Nederland voor meerdere natuursoorten van groot internationaal belang. Met de Deltawerken en de Afdsluitdijk pakten al niet best uit voor de ‘deltanatuur’. Laat ons dan minimaal verantwoordelijkheid nemen voor wat resteert.

Ons rijke Nederland, dat weliswaar moet woekeren met de ruimte. Maar ook genoeg expertise in huis heeft om tijdig te zien waar het mis gaat. Hoe gaat Nederland met haar natuur om?

Het grootste pijnpunt zit in de verhouding tussen de agrosector en natuur. De agrosector bewerkt ca. 65 % van het Nederlandse grondgebied. Daarnaast veroorzaakt het ca. 60% van de Nederlandse stikstofemissies. Hoe gaat Nederland daar mee om?

“Ze moesten maar eens blij zijn met ons veeboeren, want door ons krijgen we steeds meer zeldzame natuur !” Als een veehouder dit zegt, is dan nog een zinnig gesprek mogelijk? Het is te vaak een vast patroon geworden: de problemen worden omgedraaid, belachelijk gemaakt, en als laatste redmiddel wordt de emotiekaart getrokken. Een zinnig gesprek over de verhouding tussen agro-ondernemerschap en natuur is in de de laatste 25 jaar nog zeldzamer geworden dan kieviten en korhoenders.

Nederland staat op de milieukaart als waarschijnlijk het meest veedichte land ter wereld. Dat geeft forse problemen, die de regering nu al tientallen jaren als een hete aardappel voor zich uitschuift.

Er wordt zeker niet niets gedaan aan de milieuschade door de Nederlandse veehouderij. Maar de centrale vraag moet uiteraard zijn: wordt voldoende effectief opgetreden? Neemt de Nederlandse overheid al dan niet te grote risico’s met de (zorg voor) Nederlandse natuur?

De schadelijke gevolgen van de Nederlandse veehouderij voor de natuur zijn al decennia zeer groot. Dit zou dan aangepakt moeten worden via de Natuurbeschermingswet (Nb-wet), die per 1 januari 2017 is omgekat naar de Wet Natuurbescherming (Wnb). Is die wet inderdaad een Natuurbeschermingswet, of is die wet in de praktijk meer een veehouderijbeschermingswet? De vraag is reëel: de natuurbeschermingswetvergunningen die zijn verleend aan de veehouderijbedrijven staan voor die bedrijven voor bedrijfskapitaal. Zonder die vergunning mogen de bedrijven niet in werking zijn. En; een eenmaal verkregen vergunning laat ruimte om binnnen die verkregen vervuilingsrechten met een gewijzigde bedrijfsvoering toch weer uit te breiden middels zogenoemd intern salderen. Hier beperken we ons enkel tot de ammoniakemissies door veehouderij.

Ammoniak is een stikstofemissie, en daarom noemen de ambtenaren dit de stikstofproblematiek (met name NH3 en NOx). Er is veel te veel stikstof in de lucht, waarvan in Nederland de veehouderij de belangrijkste oorzaak is.