We hebben minstens 3.600 bedrijven in Nederland die zonder vergunning teveel stikstof uitstoten. Maar het kunnen er ook 10.000 zijn. Dat betekent extra natuurschade. Wat gaan we daar mee doen? Hoe wordt die stikstof berekend? Een verslag van de stikstof-rekenanarchie. Ook wel ‘salderen’ genoemd.
Onder het PAS zijn 3.600 bedrijven uitgebreid met ook een toename van de stikstofemissies zonder de wettelijk verplichte natuurvergunning. De zogenaamde PAS-melders. Voor die 3.600 meldingen – per provincie uitgesplitst – zie de website van LNV. Al die 3.600 bedrijven zijn dus illegaal in werking. Dit zijn voor ca. 85 % veebedrijven. Het aantal bedrijven zonder vergunning is met zekerheid nog veel groter dan 3.600. Onder het PAS hanteerde de overheid een drempelwaarde van 0,05 mol. Alle uitbreidingen onder de 0,05 mol hoefden zelfs geen melding in te dienen, en zijn daardoor minder scherp in beeld. Dit gaat waarschijnlijk ook om vele duizenden bedrijven. De optelsom van die vele kleine bijdragen vertegenwoordigen tezamen een fors deel van de nu optredende natuurschade.
Onze stikstofminister zou de illegale bedrijven alsnog een vergunning moeten gaan verlenen. Zie artikel 1.13a uit de stikstofwet van 10 maart 2021 (Wijziging van de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet, Wet stikstofreductie en natuurverbetering). Soms kan het helpen om zo een artikel toch even te lezen. Daarbij dan te accepteren dat sommige passages niet helemaal worden begrepen.
Artikel 1.13a luidt:
Blijkbaar moet de minister samen met de provincies een programma opstellen met als doel illegale bedrijven te legaliseren. Dat hebben we al eens eerder gehoord: klinkt als een variant op het voormalige Programma Aanpak Stikstof (PAS). We noemen dit vervolgprogramma het Programma Illegale Stikstof (PIS).
De in het artikel genoemde datum van 28 mei 2019 is makkelijk te begrijpen: dat is de dag vlak voor de bekende uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over het PAS. Tot en met 28 mei 2019 zijn bedrijven zonder vergunning uitgebreid terwijl een vergunning wel verplicht was. De reden waarom de minister het samen met de provincies opstelt heeft ook een simpele reden: de provincies zijn het bevoegde gezag in de natuurvergunningverlening. De provincies werken niet altijd even goed samen, en daarom treedt de minister op als een soort schoolmeester. De minister zou er voor moeten zorgen dat het geen rommeltje wordt.
Belangrijk om de totstandkoming van het artikel te kunnen plaatsen: het is geen idee van de minister zelf, maar van het CDA, VVD en SGP. Partijen die tot nu toe niet kunnen worden betrapt op een serieuze aanpak van de natuurschade. Deze partijen hebben dit artikel geplugd middels een amendement. Zie kamerstuk 35600-19. Interessante vraag hierbij is: wie heeft dit artikel werkelijk geschreven? Want kamerleden hebben dit soort kennis niet. Dit is geschreven door mensen buiten de Tweede Kamer. Mogelijk (voormalige) wetgevingsambtenaren met kennis van het stikstofbeleid maar zonder kennis van de noodzaak om de natuurschade serieus aan te pakken.
Nu staat in de wet dat een programma moet worden opgezet om illegale bedrijven uit de illegaliteit te helpen. Wat is daar voor nodig? Eén regel is glashelder: de stikstof mag niet toenemen. Punt is echter: deze 3.600 bedrijven veroorzaken tezamen een zeer grote toename. De voor de hand liggende eerste stap is natuurlijk om die bedrijven de opdracht te geven hun emissies zoveel mogelijk weer terug te brengen tot de eerder toegestane emissies. Maar dat lijkt – verbazing, verbazing – niet ook de inzet van het programma. Waarom kan van deze bedrijven geen inspanning worden gevraagd om binnen redelijke grenzen hun emissies te beperken?
In ieder geval zal moeten worden vastgesteld hoe groot de stikstoftoename is als gevolg van de 3.600 PAS-melders. En de laatste stap is uiteraard ook duidelijk: die toename moet weer ongedaan gemaakt worden. Nu moeten we concreet gaan worden. Er zal gerekend moeten worden. Dan komen we bij de vraag: hoe worden stikstofemissies berekend? Het zogenaamde ‘stikstof salderen’. En, als het plan moet worden opgesteld om die emissies geheel of gedeeltelijk te compenseren met emissiereductie elders: hoe worden die emissies dan berekend? Gaan dit serieuze rekensommen zijn of wordt dit een witwas-operatie? Een belangrijke factor zal zijn: kan het de mensen die deze rekensommen gaan maken werkelijk iets schelen of die rekensommen realistisch zijn, of enkel een papieren werkelijkheid vertegenwoordigen? Wie controleert of die rekensommen deugen?
Er worden twee vaststellingen gedaan. Ten eerste: in veel gevallen is onduidelijk hoeveel stikstofemissies in vergunningen zijn toegestaan. Bovendien is vaak onduidelijk welke emissies in werkelijkheid optreden. Dit laatste speelt vooral in de veehouderij, de grootste bron van stikstofemissies. Zie de twee rechtbankuitspraken ECLI:NL:RBGEL:2021:758 en ECLI:NL:RBNNE:2021:810). Betrouwbare stikstofrekensommen zijn blijkbaar moeilijk.
Een tweede vaststelling op basis van de provinciale ‘Richtlijn Interne en Externe Saldering’: deze richtlijn beperkt salderen niet tot enkel de aantoonbaar feitelijk gerealiseerde emissies en deposities. De claim leeft – welke ook door de minister en de provinciebesturen wordt onderschreven – dat de vergunde maar niet ook daadwerkelijk gerealiseerde emissies als legitieme – en te salderen – emissies mogen worden beschouwd. Dit betreft de zogeheten ‘latente emissieruimte’. Recent onderzoek in opdracht van Eenvandaag heeft aangetoond dat dit vele tientallen procenten betreffen bovenop de nu feitelijk optredende emissies. Zie ook het WUR onderzoek Inventarisatie onbenutte emissieruimte in vergunningen van veehouderijen rondom de Peelvenen. Kortom, indien de wel vergunde maar niet gerealiseerde emissies worden ingezet voor salderen dan kunnen de deposities in werkelijkheid fors toenemen, terwijl een robuuste afname noodzakelijk is.
De te stellen politieke vragen zijn nu: hoe worden de stikstofemissies van de PAS-melders vastgesteld? Want: hoe lager die stikstof wordt berekend, hoe minder compensatie nodig is. Het risico van valsrekenen ligt op de loer. En de volgende vraag is: gaat de latente ruimte ingezet worden als compensatie voor de stikstoftoename van de PAS-melders? Als dit laatste inderdaad gaat gebeuren dan zijn we de kluit aan het belazeren. Op basis van valsrekenen is eerder ook het PAS tot stand gekomen. Dat zou zo maar opnieuw kunnen gebeuren met het Programma Illegale Stikstof.
Hierover is een brief aan het provinciebestuur van Friesland geschreven. Zie link.