11 maart 2021

Stikstofalarm, deel I (de media)

Op de voorpagina van het NRC van 4 maart: ” Nieuwe stikstofcrisis dreigt voor wegen“. De Telegraaf van 4 maart: “Nieuw stikstofdrama hangt in de lucht. En in de Trouw van 10 maart: “Snelwegen voorlopig niet uitgebreid, minister Van Nieuwenhuizen moet haar stikstofhuiswerk overdoen“.

Hoeveel meer ongelukken gaat de regering veroorzaken totdat een serieuze analyse van het stikstofprobleem zal worden gemaakt? Over drijfzand en luchtkastelen in het openbaar bestuur.

Ten eerste: stikstof is een ecologisch probleem die de biodiversiteit bedreigt. Het juridische probleem (lees: vergunningen voor bouw en wegenaanleg) is daarvan een afgeleide. De gedachte het juridische probleem te kunnen oplossen zonder het ecologische probleem te onderzoeken berust op drijfzand. Ten tweede: onze bestuurders geloven in luchtkastelen als het om milieutechnologie gaat. Beide punten licht ik toe.

Drijfzand

De regering wil ‘het maatschappelijk leven’ niet op slot zien zitten. Er moeten huizen kunnen worden gebouwd en wegen worden aangelegd. Daarvoor moeten vergunningen kunnen worden verleend omdat huizen en wegen weer nieuwe stikstofemissies zullen veroorzaken. Omdat die vergunningen nauwelijks kunnen worden verleend is de regering stikstof vooral als een juridisch probleem gaan zien.

De krantenkoppen zijn duidelijk: onze Minister van Verkeer en Waterstaat probeerde vergunningbesluiten voor nieuwe wegen er door te drukken. Mag een minister milieuleugens verkondigen bij de rechter? Bijvoorbeeld door te doen alsof buiten een straal van 5 kilometer rondom een nieuw aan te leggen weg geen stikstofdeposities meer optreden als gevolg van die nieuw aan te leggen weg? Ter informatie: het is al decennia algemeen bekend dat stikstof zich verspreid over een afstand van meer dan 100 kilometer van de bron voordat het volledig is neergeslagen (gedeponeerd/depositie). Milieukundig is dit kleuterdenkniveau. Hoe komt het dat de Tweede Kamer wel op haar achterste benen is gaan staan over de Toeslagenaffaire maar onder haar ogen een brokkenpiloot haar gang laat blijven aan?

Natuurlijk is een oplossing nodig. En, zeker bestaat de bereidheid om daar constructief aan mee te werken. Maar dan moeten we wel bij het begin beginnen. Het begin is de vaststelling dat we een ecologisch probleem hebben. De biodiversiteit holt achteruit. Daarbij wordt vaak vergeten dat gezonde natuur ook een levensvoorwaarde is voor mensen. Zonder een gezonde natuur geen schone lucht, water en bodem. Daarom geldt inmiddels al meer dan 30 jaar een harde wettelijk vastgelegde plicht om natuurwaarden in stand te houden.

Al vele tientallen jaren treedt grote natuurschade op door veel te hoge stikstofconcentraties. Hierbij moet blijkbaar nog vaak worden herhaald dat Nederland de hoogste concentratie stikstof heeft van Europa. Wat direct verband houdt met het gegeven dat Nederland verreweg de hoogste veedichtheid heeft van Europa, en zelfs ver daarbuiten.

Veehouderij is oorzaak van 65% van de Nederlandse stikstofemissies. Om nog twee belangrijk percentages te noemen: de agrarische sector heeft ca. 65% van de Nederlandse grond in gebruik, terwijl de agrarische sector 2% van de beroepsbevolking uitmaakt én het merendeel van de productie naar het buitenland gaat. Is dat redelijk?

Terug naar de hoge Nederlandse stikstofconcentraties: de natuurschade is groot én nijpend. De verplichte onderzoeksvraag moet dan zijn: hoe nijpend is de natuurschade? Hoe snel moet de Nederlandse stikstofconcentratie worden teruggebracht om de ernstig aangetaste natuurwaarden te behouden? Hoeveel stikstof heeft zich in de afgelopen 60 / 70 jaar in de bodem verzameld, en wat zijn daarvan de ecologische gevolgen? De alarmerende – en volgens mij uiterst nieuwswaardige – constatering: onze regering weet dit niet. Minister Schouten heeft tot op heden niet onderzocht hoe nijpend de natuurschade door stikstof is, en hoe dringend de stikstofconcentratie moet worden verminderd. Onbegrijpelijk, maar waar. De stikstofwet is door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen op basis van drijfzand.

Daar komt bij dat veel bestuurders irreële verwachtingen hebben van natuurherstelmaatregelen. Het is ook wel een verwarrende term. Er wordt namelijk geen natuur ‘hersteld’ als het om te hoge stikstofconcentraties gaat. Het zijn maatregelen om de ecologische schade door stikstof in het beste geval enkel tijdelijk en bovendien slechts deels te beperken. Zolang de te hoge stikstofconcentraties optreden zijn ‘herstelmaatregelen’ altijd dweilen met de kraan open. Het zijn geen herstelmaatregelen, maar natuurverlengingsmaatregelen met een beperkte werking. Daarbij komt bovendien dat zelfs niet bij benadering voor alle stikstofgevoelige natuurwaarden effectieve maatregelen beschikbaar zijn. Natuurherstelmaatregelen kunnen nooit de schadelijke gevolgen van te hoge stikstofconcentraties wegnemen.

Als we niet weten hoe nijpend de natuurschade is dan weten we ook niet hoe dringend de stikstofconcentraties moeten worden teruggebracht. En als we niet weten hoe snel de stikstofconcentraties moeten worden verminderd zal de vergunningbesluitvorming een juridisch mijnenveld blijven.

Luchtkastelen

Het tweede punt. Luchtkastelen en milieutechnologie. U kunt het onze bestuurders regelmatig horen zeggen: met innovatieve technieken gaan we de emissies sterk reduceren. Daarvoor zijn door de regering miljarden Euro’s belastinggeld gereserveerd. Ons belastinggeld! Weggegooid belastinggeld?

Intussen is onder onze neus in slow motion het luchtwasserschandaal aan het losbarsten. Er zijn in Nederland enkele duizenden zogenaamde combi luchtwassers geplaatst, hoofdzakelijk bij varkensstallen. De kosten daarvan zijn voor 1/3 deel betaald door de belastingbetaler: subsidie. In totaal honderden miljoenen Euro’s. Wat blijkt? de luchtwassers werken slecht. Ze vervuilen een factor 2 tot 3 meer dan waarvoor vergunning is verleend. De vergunning noemt een reductiepercentage van 85%. Recent onderzoek (zie tabel 5, 5e kolom) heeft aangetoond dat gemiddeld slechts een reductie van ca. 60% wordt gehaald. In hoge mate vergelijkbaar met het Volkswagen-dieselschandaal. En hierbij laat ik dan nog buiten beschouwing de vraag hoe de – slecht bestede – honderden miljoenen Euro’s subsidie voor die luchtwassers zich verhoudt tot het uitgangspunt ‘de vervuiler betaalt’.

Toezicht en handhaving van milieuregels zijn een structureel bestuurlijk drama. Dat weten we al lang en dat is recent opnieuw bevestigd. Het rapport Mans (Commissie Herziening handhavingstelsel VROM-regelgeving, De Tijd is Rijp) is uit 2008. Je zou verwachten dat de cafébrand in Volendam en de Enschedese vuurwerkramp (beiden in het jaar 2000) elke bestuurder de ogen zou moeten hebben geopend dat handhaving van het omgevingsrecht fundamenteel verkeerd is geregeld én dat nu wel goed te regelen. Maar nee: 13 jaar later moet het rapport Van Aartsen (De adviescommissie Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving, Om de leefomgeving Omgevingsdiensten als gangmaker voor het bestuur) vaststellen dat toezicht en handhaving anno 2021 nog steeds ondermaats is. Mag ik u hierbij herinneren aan de grootschalige mestfraude die eind 2017 aan het licht is gekomen?

De volgende vraag moet worden gesteld. Indien werkelijk nog belangrijke milieuwinst is te halen met milieutechniek, waarom is die dan niet eerder ontwikkeld en ingezet? Het stikstofprobleem is inmiddels ca. 50 jaar bekend bij de regering. Al 40 jaar besteedt de regering veel geld aan onderzoek naar reductietechnieken. Al 40 jaar wordt beloofd dat stikstofschade kan worden opgelost met milieutechniek. Hoe groot is de kans dat na 40 jaar schamel waargemaakte beloften reëel toepasbare nieuwe milieutechnieken beschikbaar zullen komen? Worden de reëel toepasbare technieken niet al toegepast?

Hierbij moet ook genoemd worden dat commercieel belang bestaat bij het voeden van het idee dat veelbelovende technieken in het verschiet liggen. Dan is een kritische opstelling naar milieutechnische beloften voor de toekomst een dure plicht. Op onzekerheden kan (en mag) niet gebouwd worden. En, ook indien toch bruikbare nieuwe milieutechnieken beschikbaar zouden komen dan struikelen we over het hierboven genoemde punt: het onduldbaar slechte toezicht door het bevoegde gezag op naleving van vergunde milieutechniek.

Hierbij mag niet worden vergeten dat een ondernemer zich enkel serieus zal inzetten voor zaken waar hij of zij in gelooft. Grote groepen agrariërs horen we zeggen dat er geen stikstofprobleem bestaat. Zullen die ondernemers kosten willen maken en serieus hun best doen om hun bedrijfsemissies te verminderen? Als ouders niet van hun kinderen houden, kunnen we er dan op vertrouwen dat die kinderen goed worden verzorgd? De belofte van nog weer nieuwe milieutechnieken moet een fabel worden genoemd.

Zo lang de regering niet weet wat minimaal nodig is om de natuurschade effectief aan te pakken zal het juridisch mijnenveld bij stikstofvergunningen blijven bestaan. Zo lang valse beloften over milieutechniek het politieke debat over stikstof blijven beheersen worden noodzakelijke beslissingen uit de weg gegaan.

We hebben niet enkel een stikstofprobleem. We hebben ook een gevaarlijk bestuursprobleem.

Stikstofalarm, deel I (de media)