De oplossing van het stikstofprobleem kan pas in beeld komen nadat eerst goed is onderzocht hoe nijpend de natuurschade is. Zo lang we niet weten hoe ernstig de bestaande stikstofschade is, kunnen we ook niet zeggen hoe ambitieus de stikstofreductie aangepakt moet worden. Zonder kennis over de ernst van de stikstofschade is elk stikstofbeleid op drijfzand gebaseerd.
Deze week is het eerste wetenschappelijke rapport gepubliceerd waarin een antwoord wordt gegeven op de vraag naar de ernst van de stikstofschade, met de titel ‘Stikstof en natuurherstel, Onderzoek naar een ecologisch noodzakelijke reductiedoelstelling van stikstof‘. Voor het rapport, zie link.
Het rapport beantwoordt enkele belangrijke vragen. Maar het roept ook nieuwe dringende vragen op.
Het rapport is geen initiatief van de regering. Dat is heel vreemd. Want hoe kan de regering over stikstofbeleid beslissen zonder eerst te weten wat noodzakelijk is? Die vraag is bovendien dringend omdat met de stikstofwet, zoals in december 2020 aangenomen door de Tweede Kamer, fors wordt afgeweken van het eindadvies van de commissie Remkes van 8 juni 2020. De regering wil in de stikstofwet niet verder gaan dan ca. 25% emissiereductie in 2030, en een verdergaande reductie in de vervolgjaren. Laat de staat van de natuur een afwijking van het Remkes-advies toe?
De commissie Remkes adviseert een emissiereductiedoelstelling van 50% in 2030, en een verdergaande reductie in de vervolgjaren. Dat advies is de uitkomst geweest van de toen beschikbare kennis van haalbaarheid en noodzaak. Noodzakelijk is een ambitieuze reductie om veilige stikstofconcentraties bij de stikstofgevoelige natuurwaarden te realiseren. Noodzakelijk is ook een juridisch houdbare ambitie om uit de politiek-juridische impasse te komen, én ook te blijven. Naarmate de juridische onzekerheden voortduren neemt de schade voor de bouw en ondernemerschap toe. Op basis van het horen van alle partijen is de commissie tot de conclusie gekomen dat een reductie van 50% in 2030 maatschappelijk en technisch realistisch is.
De commissie Remkes miste ecologisch-wetenschappelijke kennis over de ernst van de stikstofschade. Wel was duidelijk dat de natuurwaarden onder de kritische depositiewaarden moeten worden gebracht. Maar de ernst van de bestaande natuurschade als gevolg van de in afgelopen decennia opgehoopte stikstof in de bodem was nog onvoldoende in beeld.
Het rapport ‘Stikstof en natuurherstel‘ biedt belangrijke nieuwe informatie. Op basis van een inventarisatie van de bestaande stikstofschade wordt geconcludeerd dat de stikstofconcentraties bij stikstofgevoelige natuurwaarden zo snel mogelijk tot veilige waarden moeten worden teruggebracht. Meer concreet wordt bevestigd dat in ieder geval een emissiereductie van 50% in 2030 (conform het Remkes-advies) en 70% reductie in 2035 moet worden gerealiseerd om het risico van grootschalig natuurverlies te beperken. Hierbij wordt nadrukkelijk vermeld dat zelfs een nog ambitieuzer reductie noodzakelijk kan zijn. Onder alle omstandigheden is een emissiereductie van 25% in 2030 ernstig onvoldoende.
Hiermee is ook een belangrijk verschil met het Remkes-advies duidelijk gemaakt. Het Remkes-advies om de emissies in 2030 met 50% te reduceren is de uitkomst geweest van een optelsom van meerdere aspecten van het stikstofprobleem. Zoals de bestuurlijk-juridische, de maatschappelijke en ecologische aspecten. Met daarnaast ook de milieutechnische realiteit om tot de gestelde reductie te kunnen komen.
Echter, onder alle omstandigheden is de regering gebonden aan de – rechtens vastgelegde – plicht te voorkomen dat de natuurwaarden verslechteren. Verslechtering treedt op zo lang bij de natuurwaarden gevaarlijk hoge stikstofconcentraties optreden. Nadat die gevaarlijke hoge concentraties zijn weggenomen zal vervolgens moeten worden gewerkt aan het oplossen van stikstofschade die het gevolg is van veel te hoge stikstofconcentraties die in de afgelopen decennia zijn opgetreden. Het nu gepubliceerde rapport maakt duidelijk dat er geen speling zit in het advies van de commissie Remkes.
Maar er is meer. In het rapport wordt ook ingegaan op de vraag wat realistisch kan worden verwacht van natuurherstelmaatregelen. De regering heeft miljarden Euro’s klaargezet voor natuurherstelmaatregelen. Wat schieten we daar mee op in een situatie dat de stikstofconcentraties nog lange tijd veel te hoog dreigen te blijven? Het antwoord van de wetenschappers is even simpel als nuchter: daar schieten we weinig mee op. Natuurherstelmaatregelen zijn over het algemeen enkel effectief nadat eerst de stikstofconcentraties bij de stikstofgevoelige natuurwaarden tot een veilig niveau zijn teruggebracht.
De gevolgen van de historisch opgebouwde stikstofschade voor de bodem zal nog lang blijven na-ijlen. Om dat aan te pakken zal eerst de overload aan stikstof moeten worden gestaakt om aan herstel te kunnen werken. Aan natuurherstel werken terwijl gelijktijdig schade blijft worden toegebracht is met name nutteloos bij de droge zandgronden. Kortom, half Nederland. De term ‘natuurherstel’ schept een verkeerde verwachting.
Samenvattend: uit het rapport volgt dat rekening moet worden gehouden met de het ernstige risico dat een groot deel van de miljarden Euro’s voor natuurherstel weggegooid geld is zolang niet eerst een ambitieuze emissiereductie is gerealiseerd.
Voor een interview in de Gelderlander met de eerste auteur van het rapport, Dr. Arnold van den Burg , zie link.
Voor een interview in de Trouw over het rapport met mede-auteur Prof. Dr. Frank Berendse, zie link.
Zie ook: Stikstofalarm deel I (de media) over waarom het stikstofbeleid van de regering op drijfzand rust.
Minister Schouten is uitgenodigd het rapport persoonlijk in ontvangst te nemen. De minister heeft die uitnodiging afgewezen. Dit kan enkel een vergissing zijn. Het is ongetwijfeld een kwestie van tijd totdat deze vergissing zal worden hersteld.